Zoeken
Inschrijving nieuwsbrief
Contact Info

ekeren.transitie@gmail.com
 

Werkgroep Eetbaar Ekeren :
Transitie Ekeren :
Erik Baelus
erik.baelus@sdworx.com


Webbeheer Transitie Ekeren :
Erik Liekens erik.liekens@gmail.com
 

PostHeaderIcon Levende tuin

Overzicht

blotevoetenpad
bouw een thuis voor dieren
composteren
maak een bonentipi
plant een boom, struik of klimplant
plant een natuurlijke haag
vruchten
waterpartij
wilde bloemen

 

Maak een blotevoetenpad

Geef je voeten een gratis massage en leg een uniek blotevoetenpad aan in je tuin. Zo’n pad laat bovendien ook regenwater doordringen in de bodem en biedt een schuilplaats aan tientallen kleine dieren zoals duizend- en miljoenpoten en onschadelijke, zwarte wegmieren.

Optie 1: stapstenen (hinkelparcours)

Een pad hoeft natuurlijk helemaal niet volledig te zijn. Stapstenen met gazon of andere planten ertussen zijn in principe al voldoende. Mogelijke stapstenen zijn betondallen, klinkers, platte
natuurstenen ... Boomschijven zijn ook leuk, maar als ze nat worden zijn ze nogal glad.
 

• Maak een selectie van je stapstenen.

• Graaf de stenen net zo diep in dat ze met hun bovenkant gelijk komen met de bodem. Dan kan je het gazon zonder problemen maaien met de grasmaaier.

• Voor arme bodems kan je kruiptijm gebruiken tussen de stapstenen ipv gazon. Die kan redelijk goed tegen betreding en bloeit prachtig roze in de vroege zomer.

• Maak zelf je eigen stapsteen
Neem een plooibare plastic band van minstens 5 cm hoog en plooi die in een cirkel.
Maak een betonmengsel van 1 deel cement, 2 delen rijnzand, 3 delen grind en voeg water toe tot het een smeuïg mengsel is. Giet dit mengsel in de cirkel en leg bovenop een rabarberblad (of ander groot blad) met de nerven naar beneden. Laat enkele uren drogen en haal het blad eraf. Je hebt nu een mooie afdruk. Laat de stapsteen nu enkele dagen verder uitharden.

• Maak een mozaïeksteen met kleurrijke kiezels
Hiervoor graaf je op de plaats waar de stapsteen moet komen 10 cm diep uit. Vul dit aan met een stabilisé-mengsel van 1 deel cement op 8 delen rijnzand. Maak een mozaïektekening naar keuze en vul ook tussen de kiezels aan met de stabilisé. Besproei heel zachtjes met water (bv met een plantenspuit) en laat enkele dagen uitharden.

Optie 2: een volledig blotevoetenpad met verschillende ondergronden

• Bepaal eerst waar je pad moet komen en duidt dit aan met stokjes, lint of stoepkrijt ...>

• Maak je pad niet breder dan een meter.

• Graaf ongeveer 10 cm uit en plaats een boord. Dat kan bestaan uit boordstenen, maar er zijn ook randen uit hout of gerecycleerd plastic, verkrijgbaar in de doe-het-zelf-zaak of tuincentra.

• Een boord hoeft niet volledig waterpas te staan, tenzij je tuin dat wel is.

• Op de bodem van het pad leg je best een worteldoek. Die kan je krijgen op rollen van een meter breedte.

• Vul 10 cm aan met de gewenste ondergronden. Maak een keuze tussen witzand, rijnzand, kleine en grote kiezels, mos, graszoden, boomschors, hakselhout ...

Dit heb je nodig

Houtsnippers, kiezeltjes, droog zand, boomschijven, betondallen, worteldoek, kruiwagen, spade, schopje, borstel.

Periode: Het hele jaar.

Hoe lang duurt dit: 3-4u

Waar: Je kan waar dan ook in je tuin een blotevoetenpad aanleggen, in een kleine of een grote tuin.

Nieuw leven: Onder je stapstenen krioelt het van het leven. Duizend- en miljoenpoten en mieren vinden er een veilige thuis.
 

 

 

Bouw een thuis voor dieren

Een tuin kan pas echt een paradijs worden als dieren drie belangrijke zaken in je tuin vinden:
voedsel, veiligheid en een geschikte nestplaats. Help je mee door een nestplaats te voorzien?

Welke nestkasten?

Er zijn heel wat verschillende types nestkasten, zowel voor vogels als voor andere dieren. Kijk
even rond in je buurt om te weten welke vogels er voorkomen. Problemen met het herkennen
van vogels? Neem dan een kijkje op www.natuurpunt.be/vogelsherkennen
 

Heb je een stadstuin?

Huismus

Hang nestkastjes voor mussen bij voorkeur tegen een gebouw, meer dan 2 meter boven de grond. Best niet langs de zuidkant, want dat kan té warm worden. Mussen broeden graag samen. Hang daarom meerdere nestkastjes samen of kies voor een grotere nestkast met meerdere compartimenten. Er bestaan ook terracotta broedpotten voor mussen. Mooi om tegen de gevel te hangen.

Gierzwaluw

Gierzwaluwen zijn slechts een korte periode in het land, van begin mei tot eind juli. Het zijn koloniebroeders dus hang best meerdere nestkasten samen. Je hangt ze zo hoog mogelijk, bijvoorbeeld onder een dakgoot, dakoversteek… en met voldoende vrije aanvliegroute. Je hangt ze niet rechtstreeks in de zon: de temperatuur loopt dan te ver op en de jongen sterven of springen uit pure wanhoop uit het nest. Tenzij de nestkast onder een oversteek of dakgoot hangt.

Dwergvleermuis

Dwergvleermuizen komen in de stad algemeen voor. Ze kruipen weg in spouwmuren, onder dakpannen, in rolluikkasten … maar ook in speciale vleermuiskasten. Hang de kast op minimaal 3 meter hoogte op aan de zuid- of zuidwestkant van je huis. Vleermuizen zijn echte warmteliefhebbers. Zorg voor een vrije aanvliegroute. Speur in de schemering op een zwoele zomeravond naar uitvliegende vleermuizen en geniet van je terrasje. De vleermuizen houden het luchtruim muggenvrij.
 

Heb je een grote tuin?

Kool- en pimpelmees

Mezen zijn de meest populaire nestkastbewoners. Je kan ze overal verwachten waar er voldoende bomen in de buurt staan. Een invliegopening van 28mm is al geschikt voor pimpelmezen. Met 32mm kunnen ook grotere en sterkere koolmezen de kast gebruiken. Hang de nestkast liefst tegen een boom, beschut tegen de volle zon, wind en regen. Hang ze hoog genoeg zodat katten er niet bij kunnen. Ga gerust eens met de kinderen een kijkje nemen in de nestkast als er jongen zijn. Dat is een hele belevenis en kan doorgaans geen kwaad. Let wel: bij koud weer of wanneer de jongen bijna vliegklaar zijn, laat je hen best met rust. Verwijder het oude nest wanneer de jongen zijn uitgevlogen.

Roodborst

Niet alle vogels houden van een gesloten nestruimte met een nauwe toegang. De roodborst nestelt normaal in een open nest tussen dicht struikgewas, maar hij neemt ook wel eens zijn intrek in een halfopen nestkast. De nestkast hang je best lager bij de grond (tot 1,5m) tussen dicht struikgewas of klimplanten. Ook het winterkoninkje durft hier wel eens zijn intrek in nemen.

Egel

De egel is een graag geziene gast in tuinen. Hij komt wel eens kattenbrokjes eten aan de achterdeur en is de beste slakkenverdelger. Een egelhuis kan je kopen of zelf maken. Een wijnkistje met in de zijkant een gat van 15 x 15 cm is al een eenvoudige versie. Zet je egelhuis op een rustige plaats in de tuin, liefst onder wat struiken en bedek het met een flinke hoop bladeren en takken. Het is belangrijk voor de egel dat hij veilig naar andere tuinen kan. Kies daarom voor een natuurlijke haag. Heb je een vijver met steile of gladde randen? Leg dan een schuin loopplankje, bekleed met gaas, in de vijver. Zo kunnen egels er weer uitkomen. Gebruik geen gif, want egels kunnen doodgaan als ze vergiftigde insecten en slakken eten.

Bijenhotel

Zonder bijen heb je maar een lege winkelkar. Ze staan in voor de bestuiving van bessen en andere vruchten. Maar ze zijn ook een lust voor het oog. Het overgrote deel van de ruim 300 soorten leeft solitair en kan niet steken! Ieder vrouwtje maakt een eigen nest in de grond of in een smalle holle ruimte in plantenstengels of hout. Die nestgelegenheid wordt nagemaakt in een bijenhotel en zijn een groot succes, als je ze op een geschikte plaats hangt :

• In volle zon
• Bij voorkeur gericht naar het zuiden, zuidoosten of zuidwesten
• Beschut tegen wind en regen (onder een dakgoot of vensterbank of voorzie een dak)
• Niet té laag (mieren, katten, opspattend vocht ) Een kastje op ooghoogte is ideaal voor
observatie.
• Niet vrij laten bungelen, maar stevig vastmaken.
• Niet tussen bomen en struiken, vanwege de hoge luchtvochtigheid en schaduw.

Bijtjes gebruiken het hotel als nestjes. Hun larven blijven in de nesten tot volgend jaar.
Bijenhotels moeten dus niet worden schoongemaakt. Meer info www.natuurpunt.be/bijenhotel
 

De juiste nestkast voor elke vogel

Bijna alle holenbroeders stellen specifieke eisen aan hun nestkast. Al was het maar de maat van
het vlieggat. Hierbij een overzicht van de diverse nestkastjes met de binnenmaten in centimeters
en de ideale ophanghoogte. Info: Nederlandse Vogelbescherming

Koolmees

• Ophanghoogte: 2-3m
• 2 koolmeeskasten min. 10m uit elkaar hangen


Pimpelmees

• Ophanghoogte: 2-3m
• 2 pimpelmeeskasten min. 10m uit elkaar hangen


 

Ringmus

• Ophanghoogte: 2-3m
• Hang meerdere kasten bij elkaar. Mussen houden van gezelligheid.

 

Boomkruiper

• Ophanghoogte: 1,5-3m
• De boomkruiper heeft het liefst een ongeverfde, verweerde kast die je zonder ophanglat tegen een boomstam bevestigt. Wordt ook gebruikt als winterslaapplaats.



 

Spreeuw

• Ophanghoogte: 2-5m
• Traditioneel broeden spreeuwen onder de dakpannen, maar bij nieuwbouw-huizen lukt dat meestal niet. Er zijn ook aardewerken spreeuwenpotten, die je tegen de gevel hangt.

 

Huismus

• Ophanghoogte: meer dan 2m
• Hang de nestkast bij voorkeur tegen een gebouw.

 

Gekraagde roodstaart

• Ophanghoogte: 2-3m
• Vlieggat ovaal. De roodstaart broedt in allerlei holtes, maar ook graag in een nestkast.

 

Zwarte roodstaart

• Ophanghoogte: boven 2m
• Nest in gebouwen, ruines en steenhopen. Er zijn ook stenen nestkasten die ingemetseld kunnen worden.
 

Vleermuizen

De gewone dwergvleermuis, een typische huisbewoner, verblijft in spouwmuren, rolluikkasten, onder dakpannen en achter houten planken. Ze maken geen nest en knagen nergens aan. Onder de uitvliegopening kan je kleine uitwerpselen terugvinden, een prima meststof voor in de tuin.
Om vleermuizen onderdak te bieden, kan je een vleermuizenkast of een chiroptière (dakpan met uitvliegopening) plaatsen.

• Hang de kast op aan een stevige boom. Het liefst op een plaats waar meerdere bomen aanwezig zijn.
• Hang de kast met de voorzijde naar het zonlicht, zuid of zuidwest. Vleermuizen zijn echte warmteliefhebbers.
• Hang de kast op een rustige plek, met weinig verstoring.
• Zorg voor een vrije aanvliegroute. Geen takken of bladeren voor de invliegopening of direct onder de kast.
• Hang de kast op een minimale hoogte van 3 meter.
• Een vleermuiskast kun je het hele jaar door ophangen, maar het liefst voor het voorjaar.
• Hang meerdere kasten in je tuin. Je vergroot zo het aanbod aan zomerverblijfplaatsen.

Bekijk de verschillende modellen op www.natuurpunt.be/winkel
 

Bijenhotel

300 van de 350 bijensoorten in ons land zijn solitair. Ze wonen in holletjes en die vinden ze steeds minder, maar daar kunnen we iets aan doen. Neem een blokje hard hout en boor er een gaatje in van 2 tot 9 mm breed en 10 cm diep. Een bundeltje riet of bamboe werkt ook. Hang het op een zonnige plek en de bijen zullen er graag wonen.

Bekijk de verschillende modellen op www.natuurpunt.be/winkel
 

 

 

Herfstbladeren en composteren.

Onze Vlaamse tuinen behoren waarschijnlijk tot de netste ter wereld. Mooi getrimde gazons, strak geschoren hagen, proper gesnoeide bloemenborders, ieder herfstblaadje weggeblazen … En al dat groenafval wordt netjes naar het containerpark of (minder netjes) naar het bos in de buurt gebracht.

Nochtans is al dit dode restmateriaal een bron van leven en doen we er goed aan om het in onze
tuin te houden.

Herfstbladeren hark je best onder bomen of struiken. Daar vormen ze een warm dekentje voor de winter en na het composteringsproces nieuw voedsel in de lente. Vogels als merel, roodborst, heggenmus en winterkoning zijn er ook verzot op. Dit is hun favoriete jachtgebied.

Dorre bloemstengels zijn vaak een ideale winterschuilplaats voor nuttige insecten en de zaden trekken bijvoorbeeld huismussen aan. Laat ze dus liefst staan tot een heel eind in de volgende lente.

Een dunne laag gazonmaaisel is ideaal om kale bodems in bloemenborders en moestuin bedekt te houden. Ongewenste (on)kruiden krijgen minder kans om te kiemen en de bodem droogt minder uit.

Wie grotere hoeveelheden tuinresten heeft, kan dit samen met zijn keukenafval composteren. Dat eindproduct is de beste bodemverbeteraar die je tuin zich kan wensen.

Composteren is echt niet moeilijk als je een aantal regels respecteert. Heb je een kleine tuin, tot 200 à 400 m2, dan gebruik je best een compostvat. Je kan er het weinige tuinafval dat je hebt samen met het keukenafval in verwerken. (specifieke opmerkingen voor een vat staan aangeduid met een ★)

Voor grotere tuinen zijn compostbakken meer aangewezen.
Je voorziet best 3 bakken
• 1 wachthoop waar alles bij elkaar komt
• 1 bak waar je de wachthoop in omzet om echt te beginnen composteren
• Een laatste bak waar je het compost nog eens in omzet om te laten “afrijpen”

De ideale plaats om een compostbak of –vat te plaatsen is luchtig  en in de halfschaduw, met enkele uren zon per dag.

Stap 1 : Meng bruin en groen materiaal

Het groene materiaal (grasmaaisel, mest, vers tuin- en keukenafval) levert vooral voedingsstoffen.

Het bruine materiaal (dorre bladeren en takjes, stro, houtkrullen …) biedt structuur. Zorg ervoor dat je altijd een voorraad hebt.

Vermijd pure lagen groen of bruin materiaal: gooi ze gewoon met een riek door mekaar. Let op dat het afval niet te grof is, anders duurt het te lang voor het afbreekt. Takken moet je dus in kleinere stukken knippen of hakselen.

Veel materialen horen tussen bruin en groen in omdat ze van alles wat bevatten: stalmest, vers gesnipperde bladrijke takken (als je je haag geschoren hebt) … Die materialen zijn ideaal voor je hoop, maar meng ze voor de zekerheid ook met andere soorten afval.

Gekookte etensresten, houtas, aarde, niet-biologische aardappel- en citrusschillen horen niet thuis op je hoop.

Precieze theoretische verhoudingen gaan we niet geven. Je moet gewoon zorgen dat je een hele verscheidenheid aan materialen hebt en je ze goed mengt. Hoe beter je mengt, hoe beter de start
van je composteerproces
.

In een compostvat begin je onderaan eerst met een 15cm dikke laag luchtige bruin materiaal zoals stro en bladeren.

Stap 2 : Afdekken

De klassieke bak met gaas of open wanden (en zonder bedekking bovenop) droogt veel te hard uit en koelt veel te snel af om de thermofiele bacteriën en alle andere compostwezentjes goed te laten werken.

Geef je composthoop daarom wanden en een dak om het vocht en de warmte binnen te houden. Met jute zakken, een oud tapijt, wat plastic zeil,… kom je al een heel eind. Niet luchtdicht, maar zo is je composthoop toch meer beschut.

Een compostvat heeft dit probleem veel minder.

Stap 3 : Natmaken

Doe de test: knijp een handvol gemengd compostmateriaal uit (met je handen dus). Als er water uitloopt dan is het vochtig genoeg, anders voeg je er nog wat water aan toe.

In een compostvat heb je meestal het tegenovergestelde. Als je teveel vers, groen materiaal toevoegt, dan wordt het mengsel al gauw te nat. Hou daarom altijd een voorraad droog, bruin materiaal achter de hand om dit iedere keer met je keukenafval te mengen.

Stap 4 : Grote hoop maken

Een grote hoop werkt beter dan een kleine. Logisch ook want de warmte- en vochtverliezen zijn beperkter. Een kubieke meter composteert beter en sneller dan een paar emmers afval.

Zo ga je te werk
• Gooi kleine hoeveelheden gft-afval op een wachthoop.
• Wanneer je een grote hoeveelheid vers groenafval (grasmaaisel, haagscheersel … ) hebt, dan meng je dit in bak 2 met het materiaal van de wachthoop en bruin materiaal. Om voldoende materiaal te hebben, kan je met je buren samenwerken.

Een compostvat is redelijk klein maar als het goed op dreef is, dan kan je bijna eindeloos blijven bijvullen. Onderaan kan je van tijd tot tijd rijpe compost oogsten.

Stap 5 : Omzetten

Na een maand (of iets langer) zet je de hele hoop om. Alles even door elkaar scheppen met de riek, waarbij je zorgt dat wat eerst aan de buitenkant zat nu binnen in de hoop komt. Tijdens het omzetten kun je eigenlijk ook eventueel nieuw materiaal (o.a. grasmaaisel) toevoegen.

Bij een compostvat hoort een beluchtingsstok, die je 1 of 2 keer per week gebruikt. Steek hem zo diep mogelijk recht naar beneden in de compost, draai hem een kwartslag en trek hem er weer uit. Herhaal dit op verschillende plaatsen. De beluchtingsstok is geen roerstok, maar dient om schouwen te trekken door het materiaal en de luchtcirculatie te verbeteren. Je brengt ook wat compostorganismen uit de diepere lagen naar de bovenste verse lagen.

 

 


 

Maak een bonentipi

Iedereen heeft soms een plekje voor zichzelf nodig. Kleine tuintjes lenen zich meestal niet om een echte wilgenhut te bouwen of struiken zo aan te planten dat ze een struikhuisje vormen, maar een bonentipi neemt maar een miniplekje in beslag. Hoe?

Stap 1

Teken een mooie cirkel af met behulp van een stuk touw van ongeveer 75 cm.

Stap 2

Verwijder alle begroeiing langs die cirkel, een spade breed (25 cm). Als dit in het gazon is, verwijder je dus de volledige graszode. Dit is je plantcirkel.

Stap 3

Maak de bovenste 20 cm van de aarde los.

Stap 4

• Leg 3 stokken (eventueel bamboe) van minstens 2,5 meter lang vlak naast elkaar.
• Bind het begin van een touw aan de middelste stok (op 30 cm van het uiteinde)
• Vervolgens maak je achten rond de drie palen, zodat je ze aan elkaar weeft.
• Daarna draai je tussen de palen afzonderlijk het touw een aantal keer stevig rond de kruisingen die je net gemaakt had. Zo span je de achten stevig aan.
• Bind tenslotte je touw vast aan 1 van de buitenste palen.

Stap 5

Zet nu je driepikkel rechtop met de onderkant van de stokken in de vrijgemaakte plantcirkel.

Stap 6

Plaats nu een aantal staken bij. Hoe meer je er bij plaatst, hoe meer je constructie al op een echte indianentent begint te lijken. Laat langs één kant wel een ruimte open, waarlangs je binnen kan in je tipi. Bind alle stokken vast door er bovenaan een touw omheen te draaien.

Stap 7

Aan de voet van de takken plant je vanaf half mei telkens 5 klimbonen die tegen de takken omhoog zullen groeien. Het kan helpen om de bonen eerst een nachtje te laten weken in water. In de zomer heb je dan een fantastische levende hut, die bovendien nog veel bestuivers als hommels en vlinders lokt. Tip : Zogenaamde pronkbonen bloeien uitbundig

Variatie: Erwten kunnen al in maart-april geplant worden en bloeien in mei-juni. Kies een hoog ras, zoals de prachtige “blauwschokkers” met paarse bloemen. De hoogte van elk ras wordt aangegeven op de verpakking. Je kan eventueel ook voor reuk- of siererwten kiezen. In tegenstelling tot bonen die zich rond de staken draaien, klimmen erwten met hechtranken. Het kan dus helpen om iedere 30 cm een touw te spannen tussen de staken.

Dit heb je nodig

Min. 3 sterke en lange takken, hoog klimmende erwten zoals ‘blauwschokkers’ met paarse bloemen, hoog klimmende ‘pronkbonen’, touw om de takken bovenaan vast te maken, bevestigingsstrips.

Periode

Voor de lentetipi plant je erwtjes in maart. Tegen eind mei, heb je dan een volgroeide tipi. Voor de zomertipi plant je je bonen vanaf half mei. Zo geniet je maandenlang van je bonentipi.

Hoe lang duurt dit

2u

Waar

Een open plekje van 1,5 op 1,5 meter. Dat kan gewoon een stuk gazon zijn.

Nieuw leven

Schuilplaats voor dieren, nectar voor vlinders en bijen.

 

 

 

 

Plant 1 boom, struik of klimplant

Heb je een grote of een kleine tuin? Maakt niet uit. In elke tuin is er wel een plek voor een boom, struik of klimplant. Ze vormen de perfecte vluchtplek voor heel wat vogels, insecten of zoogdieren.


Bomen en struiken

Voorbereiding

Meet goed na hoeveel plaats je hebt en bedenk dat bomen en struiken uitbundig kunnen groeien. Ze nemen dus plaats in, creëren schaduw en vragen vooral in kleinere tuinen wel eens een snoeibeurt. Elke soort heeft zo haar eigen voor- en nadelen. Linde en plataan laten zich makkelijk snoeien, wilgen trekken massaal veel vocht uit drassige bodems en notelaar heeft dan weer een muggenwerende werking.

Ook fruitbomen kan je overwegen. Zo heeft een hoogstam appelboom veel troeven. De kruinontwikkelt zich boven je hoofd zodat je er gemakkelijk onderdoor kan. De bloesems zijn prachtig om naar te kijken en heerlijk om aan te ruiken. Met de vruchten kan je alle kanten uit. Vers van de tak of geperst als appelsap. Heerlijk!

Tip: voor activiteiten en info rond fruitbomen: www.boomgaardenstichting.be

Struiken zijn vooral interessant als ze inheems zijn. Hazelaar lokt spechten en eekhoorns met zijn heerlijk nootjes. Ook de groeivorm is interessant. De lange, rechte takken zijn ideaal als pijl en boog voor indianen-kinderen of om duurzame hekjes mee te vlechten.

Ook bloeiende en vruchtdragende struiken lokken veel bezoekers : bestuivers in het voorjaar en vogels in de herfst. Enkele voorbeelden zijn lijsterbes, sporkehout en vlier.

Tip: kijk of er in jouw buurt een behaagactie of een plantenbeurs doorgaat, dan kan je je inheemse struiken makkelijk bestellen.


Wat mag en wat niet?

Bomen in de tuin moeten volgens het veldwetboek twee meter afstand houden van de perceelgrens, maar als je voor een appelboom de kans hebt om 4 meter aan te houden, dan heb je zeker geen problemen met overhangende takken. In kleine tuinen kan je kiezen voor een boompje dat je regelmatig snoeit.

Hagen kunnen gemeenschappelijk op de perceelgrens geplant worden of anders minstens 50 cm op je eigendom.


Wanneer plant je ze best?

De beste periode om bomen te planten is wanneer ze in rust zijn. In principe is dat van november tot maart, op een vochtige dag zonder vrieskou. Zogenaamde containerplanten, die in pot werden opgekweekt, kunnen ook tijdens het groeiseizoen.

• Maak het plantgat zeker groot genoeg, dwz twee keer zo diep en drie 3 keer zo breed als de wortelkluit.

• Meng flink wat compost (geen mest) onder de teelaarde en breng een deel alvast terug in het plantgat. Zo kan je de plantdiepte bepalen.

• Zorg ervoor dat de boom iets minder diep komt te staan als op de kwekerij. Dat zie je aan de stambasis. Spreid de wortels goed uit en knip beschadigde wortels eventueel bij.

• Gooi het plantgat verder dicht en schudt af en toe eens met de boom zodat de aarde goed tussen de wortels zakt.

• Op het einde trappel je de aarde nog wat aan en geef je een flinke scheut water.

• Aan de rand van het plantgat maak je best nog een bermpje. Dat vergemakkelijkt het gieten.


Nazorg

Bomen geef je best nog wat extra steun gedurende de eerste 2 jaar. Plaats aan de rand van het plantgat 3 palen van (50cm-1m) en maak de boom telkens vast met een brede band (bv oude fietsband). Gebruik geen touw, want dat beschadigd de schors en groeit in.

De eerste weken na het planten, tijdens de bladontwikkeling in het voorjaar en de droogte van de zomer, geef je best regelmatig extra water.

De kale bodem rond de stam hou je in het begin ook best onbegroeid. Leg er bijvoorbeeld een flinke laag compost op. Dat remt de onkruidgroei en verhindert het uitdrogen van de bodem. Op termijn kan je hier een humuslaag maken: afgevallen herfstbladeren, meer compost en wat houtsnippers heb je daarvoor nodig. Het wordt dan een ideale groeiplaats voor voorjaarsbloeiers als meiklokje, sneeuwklokje, daslook of boshyacint. Prachtig!


Klimplanten

Niet iedereen heeft genoeg ruimte om een boom of struik in de tuin te planten, maar ook met klimplanten kan je de hoogte opzoeken. Sommige soorten voelen zich prima tegen een gevel, met of zonder extra klimhulp om zich aan vast te hechten. Anderen slingeren zich liever rond een boom of paal.

Heb je de mogelijkheid om een pergola, schommel, hangmat of klimtouw te installeren in je tuin? Zeker doen en probeer vooral te combineren. Waarom geen klim- en slingerplanten tegen de constructie planten? Kies ook hier weer voor inheemse soorten of varianten.


Klimmers zonder klimhulp

Klimop

Heeft als voordeel dat hij wintergroen blijft en ook in de schaduw doet hij het goed. Het is een ideale schuil- en broedplaats voor tuinvogels. De bloemetjes verschijnen in september-oktober en lokken bijen, zweefvliegen en late vlinders.

Wilde wingerd

Klimt met kleine hechtschijfjes en geeft een prachtige dieprode herfstkleur.


Klimmers met klimhulp

Bosrank (clematis)

De meeste clematissen worden in pot aangeboden en kunnen het hele jaar worden aangeplant. De beste periode blijft echter tussen september en mei. Afhankelijk van het ras plant je dieper dan of gelijk met het niveau van de pot. In de handel zijn honderden varianten te vinden, maar kijk zeker eens of je de inheemse bosrank (Clematis vitalba) vindt.

Heggenrank

De heggenrank is prachtige klimplant die tussen struiken klimt. Hij groeit best op kalkrijke bodems en heeft een bijzondere band met het heggenranklieveheersbeestje en de heggenrankbij.

Druif

Prachtige klimplant voor zuidgerichte gevels. Druiven hebben wel een goede voorbereiding en regelmatig een snoeibeurt nodig.

Tip: tik ‘Leefmilieu Brussel Druivelaar’ in op Google en je krijgt een infofiche met extra tips.

Rozen

Rozen houden van veel zon en een goed doorlatende humusrijke bodem. Klimmende rozen moeten aangebonden worden aan de klimhulp. Liaanrozen (rambler-rozen) groeien uitbundig en kunnen in bomen klimmen.

Kies voor rozen met open bloemen. Dwz dat ze een enkele laag kroonblaadjes hebben en binnenin de stuifmeeldraden goed zichtbaar zijn. Enkel dit type van bloemen is bruikbaar voor insecten.


Slingerplanten

Kamperfoelie

Staat van nature in halfschaduw. Hij slingert zich rond boomstammetjes die hij mogelijk te sterk kan wurgen. Een houten of ijzeren paal is daarom een betere klimhulp. Dat kunnen de palen zijn van een schommel-constructie, pergola of wasdraad. Kamperfoelie ruikt vooral ’s avonds heerlijk en lokt daarmee prachtige nachtvlinders.

Tip: zowel stad Gent als Antwerpen hebben een mooie folder over geveltuintjes:

• Tik ‘Geveltuin Stad Gent’ in op Google

• Tik ‘Geveltuin Stad Antwerpen’ in op Google


Voor meer advies over welke bomen, struiken of klimplanten kan je terecht bij:

• Velt vzw Facebook • www.facebook.com/groups/veltvzw

• Ecoflora • www.ecoflora.be

• Natuurpunt Winkel • www.natuurpunt.be/winkel (planten)

• Velt Plantenzoeker • www.velt.be/plantenzoeker


 


 

Plant een natuurlijke haag

Nergens ter wereld worden tuintjes zo van elkaar en de buitenwereld afgescheiden als in Vlaanderen.  Voor dieren als egels, kikkers en padden vormen die omheiningen vaak onoverbrugbare barrières.

Wie zijn stukje paradijs toch wil afschermen is een haag met inheemse struiken een echte aanrader. Wie al een omheining heeft kan vaak eenvoudig een opening of egeltunnel maken.  
 

Welke haag past het beste bij jou?

Decennialang hebben we coniferen gebruikt in onze tuinen, maar gelukkig gebruiken meer en meer mensen nu inheemse bladverliezende struiken als haag. Die zijn aangepast aan de lokale bodem en klimaat, volgen het ritme van de seizoenen en hebben een goede band met onze wilde dieren.  

Haagbeuk is een erg populaire soort die vooral bekend staat als schuilplaats voor de  prachtige meikever.

Beuk  kan uitgroeien tot een majestueuze boom, maar laat zich ook gemakkelijk als haag snoeien. De verdorde roodbruine herfstblaadjes blijven doorgaans hangen tot na de winter.

De veldesdoorn of Spaanse aak is een minder gekende soort, maar heeft alles in zich om het te maken in de haagplantbusiness. De fijne handvormig gelobde bladeren verkleuren vlammend geel-oranje in de herfst.

Liguster blijft in zachte winters groen, maar bij strenge vorst kunnen ze toch hun blad verliezen. In de zomer verschijnen op niet gesnoeide takken kleine, witte bloempjes, die sterk geuren en veel insecten aantrekken.

Meidoorn  vormt prachtige, (voor mensen) ondoordringbare hagen, waar vogels zich maar al te graag in verschuilen. Ongeschoren hagen bloeien uitbundig wit. Naast die klassiekers kan je ook voor een gemengde haag kiezen. Soorten die je kan mengen zijn o.a. hazelaar, iep, wilde kardinaalsmuts, rode kornoelje, sporkehout ...
 

Hoe plant je je haag?

Voor de goedkoopste en meest natuurlijke manier kan je kiezen voor planten met een blote wortel. Die zijn 2 tot 3 jaar oud en ongeveer 50-80 cm hoog.

Omdat planten met blote wortel uit volle grond gerooid worden, moet je rekening houden met de juiste plantperiode. Je kan ze pas aanplanten wanneer de planten in rust zijn, van begin november tot einde maart.  

Het is van groot belang dat de wortels niet uitdrogen of bevriezen. Als je niet meteen kan aanplanten, graaf je ze tijdelijk in in een kuil. Ook tijdens het transport hou je ze best bedekt.  

Overleg eerst met je buren en kies samen voor een natuurlijke haag. Indien je werkt op je eigen perceel, hou je minstens 50 cm afstand tot de perceelgrens.

• Graaf een sleuf van ongeveer 40 cm diep en 40 cm breed en maak de grond goed los. Je kan de bodem verbeteren met compost.

• Vier planten per meter volstaan om een mooie dichte haag te krijgen. Plant net zo diep als ze op de kwekerij gestaan hebben (ongeveer 5 cm boven de eerste wortels)

• Daarna moet je de grond goed aandrukken en de planten aangieten.

• Bij droog weer kan je best nog wat extra gieten, vooral in het voorjaar wanneer de blaadjes verschijnen.

• Jaarlijks moet je de haagplanten zijdelings snoeien. Eenmaal de haag de gewenste hoogte heeft, kan je ook bovenaan snoeien. Vanaf dan snoei je jaarlijks de zijkanten en de bovenkant bij.

Voor een goed contact met de buren kan je een poortje voorzien.


Maak een egeltunnel

Onder bestaande omheiningen graaf je zonder veel moeite een egeltunnel van minstens 20x20x20cm. Druk de aarde langs de zijkanten goed aan en klaar is kees!
 


 

 

 

Snoepjes uit eigen tuin

Je eigen vruchten kweken is een geweldige manier om wat dichter bij de natuur te komen.  Je ziet de planten groeien en bloeien en verwelkomt ijverige bestuivers. Je koestert iedere bes die zich begint te ontwikkelen en je houdt nauwlettend de rijping in de gaten. Of proef je in alle ongeduld van de eerste vruchten voordat ze echt rijp zijn? Er zijn tientallen soorten kleinfruit op de markt, maar we houden ons aan een paar klassiekers :  
rode bes, framboos, braam, aardbei ...

Stap 1: de voorbereiding van de bodem

Al die bessenplanten hebben hun natuurlijke groeiplaats op zonnige bos(rand)bodems met een dikke, luchtige humuslaag. Het is van het grootste belang om je bodem goed voor te bereiden.

• Kies een plekje in de zon of halfschaduw. Dit kan perfect aan de rand van je tuin, tegen een muur of omheining. De plantstrook is minstens 50 cm breed bij framboos en braam, 1m bij rode bes.

• Maak de bodem kruidvrij en verwijder nauwkeurig alle wortels en plantendelen.

• In de bovenste 30-40 cm werk je nu een flinke hoeveelheid compost in. Dat kan met een spade.

Stap 2: de aanplant

De beste periode om te planten, valt tussen november en maart, dan zijn de planten in rust.
Struikjes in pot kan je in principe het hele jaar door aanplanten, maar geef ze dan de eerste weken extra water.

• Maak het plantgat groot genoeg

• Knip beschadigde takken en wortels af en plaats de plant in je plantgat.

• Vul het gat met grond en schudt de struik wat heen en weer, op en neer. De aarde vult nu in de ruimte tussen de wortels.

• Druk de grond voorzichtig aan rond de stam en geef water.

Plantafstanden

• Framboos : 50 cm

• Rode bes : 1-1,5m

• Braam : 3-5m

Stap 3: Bedek de bodem

Bedek nu de bodem met een flinke laag (5-10cm) houtsnippers. Dit houdt de bodem vochtig en zal er voor zorgen dat je minder moet wieden. Vul de volgende jaren regelmatig aan met herfstbladeren, houtsnippers of een dunne (max 1 cm per keer) laag gazonmaaisel. Die materialen zullen stilaan verteren en vormen een onmisbare humuslaag. Bovenop je humuslaag kan je tussen de bessenstruiken nog andere leuke planten zetten.
Bosaardbei breidt zich snel uit en bedekt de hele bodem. Ze geven heerlijk zoete aardbeitjes.
Ook het meiklokje is een succesvolle bodembedekker, net als daslook. Daslookblaadjes zijn
heerlijke smaakmakers in salades.  Ook gewone aardbeiplanten kan je hier planten. Respecteer
een afstand van 35-40cm.

Stap 4: Zorg nu voor de bestuivers

Vruchten zullen er enkel komen als de bloemen goed bestoven worden. Hang daarom een bijenhotelletje op een plaatsje in de zon. De zachtaardige bijtjes (die niet kunnen steken) zullen hier graag hun intrek in nemen.

Aandachtspunten per fruitsoort

Bramen zijn echt heerlijke zomertraktaties. Hoewel ze uitbundig groeien, nemen ze niet al te veel plaats in.  Ergens tegen een gevel of tuinschutting staan ze niet in de weg en zijn ze netjes binnen de perken te houden. Tegen de gevel voorzie je enkele horizontale draden waarlangs de bramenstengels kunnen geleid worden. De zijtakken van die stengels snoei je terug tot op twee knoppen. Bramen bloeien en dragen vrucht op de  stengels die het vorige jaar zijn uitgegroeid.
Na de bloei kan je ze gewoon wegsnoeien en is er plaats voor een nieuwe stengel. Kies voor je gemak best een doornloze variant.
 

Frambozen vormen een uitgebreid wortelgestel vanwaar overal talloze stengels opschieten.  Laat in de rij per meter zo’n 8 scheuten staan en trek de andere regelmatig uit. Anders kunnen ze gaan woekeren.
De lange zwiepende stengels waaien vaak om. Je plaats best 2 horizontale steundraden langs beide zijden van je frambozenrij , op 80 cm en op 150cm. Als ze tegen een afsluiting of muur staan, dan hoef je natuurlijk maar langs 1 zijde steundraden te voorzien.
Er zijn 2 types van frambozen. Zomerframbozen dragen vrucht op de stengels van het vorige jaar. Herfstframbozen dragen al op de nieuwe stengels van het groeiseizoen. De verdorde stengels snoei je af tot op de grond. Je kan ook 20 cm laten staan. De merghoudende stengels worden soms als nestplaats gebruikt door solitaire bijen.
 

Rode bes wordt gemakkelijk in struikvorm gekweekt en jaarlijks snoeien is bevorderlijk voor de oogst. Plant de struik iets dieper uit dan op de kwekerij. Snoei nu alle stengels terug tot 3 à 4 knoppen boven de grond, net boven een knop die naar buiten gericht is. Daaruit zal een nieuwe (hoofd)tak groeien. Vanaf nu snoei je jaarlijks op het einde van de winter.

• De verlengde stukken van de hoofdtakken, snoei je met 1/3

• De zijtakken op 3 à 4 knoppen (enkel de zijtakken die naar buiten gericht zijn, de zijtakken naar binnen haal je helemaal weg)

• De jaarlijkse verlenging van de zijtakken tot op 1 knop

• De zijtakken van de zijtakken op 1 of 2 knoppen, naar buiten gericht.
 

Aardbeien zijn misschien wel de lekkerste vruchten ter wereld. En het is niet heel moeilijk om ze zelf te telen op een kleine oppervlakte. Je kan werken in bloembakken, maar in de handel vind je ook stapelbakken en aardbeipiramides.

Er zijn twee types aardbeien. Eénmaaldragende rassen geven vruchten in juni en juli. Doordragers bloeien de hele zomer door en geven de hele zomer door vruchten. Eénmaaldragende rassen plant je in augustus voor oogst in het volgende jaar. Doordragers plant je in maart-april voor oogst in hetzelfde jaar. Eénmaaldragende rassen groeien best in volle grond. Meng er een flinke dosis compost onder. Doordragers kan je ook in potten of bloembakken planten. Gebruik potgrond vermengd met extra compost.

Aardbeien dragen naast hun bloeistengels ook nog uitlopers. Die kan je tegen de grond duwen door er bijvoorbeeld iets op te leggen. De toefjes bladeren krijgen nu wortels en groeien uit tot nieuwe plantjes

Dit heb je nodig

Vruchtdragende planten: rode, zwarte, witte bes, framboos, doornloze braam, aardbei ...

Een bijenhotel en compost.

Periode: Struiken in pot kunnen zowat het hele jaar worden geplant. Planten met blote wortel best van november tot maart. Aardbeien plant je in augustus, om ze eenklein jaar later te verorberen.

Hoe lang duurt dit: 2-3u

Waar: Overal in de tuin, maar ze staan goed langs de zijde en in volle zon.

 

 

 

Waterpartij

Stap 1

Maak de teil, kuip of ton goed proper. Gebruik geen zepen, maar bijvoorbeeld water met azijn.

Stap 2

Vul de bodem met tien cm grind of lavakorrels. Dit is een ideale groeiplaats voor nuttige bacteriën en een schuilplaats voor waterdiertjes. Je kan hier ook je plantjes in vastzetten.

Stap 3

Leg enkele bakstenen of klinkers aan de rand van je kuip. Zo creëer je diepteverschillen en kunnen ook moerasplanten (die liever niet te diep wortelen) in je vijver.

Stap 4

Vul je vijver nu met water. Regenwater is de meest ecologische keuze,  maar niet alle planten verdragen de zuurtegraad. Het prachtige waterdrieblad en wateraardbei wel. Leidingwater bevat meestal voldoende kalk voor de meeste waterplanten. Laat het water enkele dagen op temperatuur komen.

Stap 5

Plaats nu enkele waterplanten in de minivijver. Niet te veel, want ze groeien erg snel. Kies zonder uitzondering voor inheemse waterplanten. Uitheemse soorten als grote waternavel, parelvederkruid en waterteunisbloem zijn invasieve soorten in onze natuur en doen meer kwaad dan goed.

Er zijn drie groeiplaatsen voor waterplanten.

Drijfplanten leg je gewoon op het wateroppervlak. Ze zorgen voor wat schaduw zodat het water eronder niet te fel opwarmt. Kikkerbeet is een mooi voorbeeld. Die lijkt op mini waterlelie. Krabbescheer drijft deels onder en deels boven water.

In het diepste deel van de vijver, plant je zuurstofplanten. Aarvederkruid (geen parelvederkruid of argentijns) of gedoornd hoornblad zijn hiervoor geschikt. Leg de wortelzone in de grind- of lavakorrels en fixeer ze eventueel met een steen.

In de ondiepe delen die je hebt gecreëerd met klinkers of bakstenen plaats je moerasplanten.  Voorbeelden zijn  dotterbloem, watermunt, beekpunge, moeras-vergeet-me-nietje, waterdrieblad, wateraardbei… Je kan ze kopen in de tuincentra. Koop je ze als ‘plantmandje’ dan kan je ze meteen onderdompelen in je vijvertje. Losse planten kan je eerst in een jutten zakje of mandje zetten. .

Geen tijd voor een vijvertje? Vang dan regenwater op in een regenton en gebruik het om de planten in je tuin te bewateren.

Dit heb je nodig:

•    Zinken teil, halve wijnton, cementkuip …
•    Minimaal 50 liter inhoud, maar liever meer.  

Wanneer doe je het? Het hele jaar door

Hoe lang duurt dit? Eén à twee uur

Waar? Liefst in de halfschaduw. Te veel zon warmt het water te snel op en zorgt voor algenbloei.

Nu is het even wachten op de nieuwe bewoners: libellen, waterkevers… Hun larven eten muggenlarven, dus vrees niet als je eerst muggenlarven zit opduiken. Ze zijn de snack van de libellen en waterkevers!
 

Meer weten?

Waterplanten geven zuurstof

Waterplanten zijn nuttig. Ze zorgen voor zuurstof en bieden salamanders en libellen een ideale stek om eitjes af te zetten. Aanraders zijn hoornblad en aarvederkruid. Met efficiënte zuurstofplanten is kraakhelder water gegarandeerd. Waterdrieblad, wateraardbei en watergentiaan zorgen voor kleur terwijl de drijvende bladeren van de waterlelie of kikkerbeet een ideale zonneplek en uitkijkplaats vormen voor groene kikkers.

Woekerende of exotische pestsoorten koop je beter niet. Parelvederkruid of Canadese waterpest zijn op zich fraaie filters, maar voor je het weet, zijn heel je tuinvijver en alle waters in de buurt ermee overwoekerd.

Vissen of amfibieën?

Je kan ook vissen in je vijver laten zwemmen, maar dan zal je moeten kiezen tussen vissen of amfibieën. Exotische soorten als koi, maar ook streekeigen vissen als rietvoorn of karper zijn immers allemaal verlekkerd op eitjes en larven van kikkers en salamanders. Vissen laten padden echter wel ongemoeid omdat zij een gif afscheiden dat slecht smaakt. Dat gif zit ook in paddeneitjes, die dus niet opgegeten worden. Een bijkomend nadeel van vissen is dat ze voortdurend de bodem van je vijver omwoelen waardoor het water altijd troebel is.

De ideale ecologische tuinvijver graaf je op een zonnig plekje in je tuin. Hij heeft zachtglooiende oevers waarop amfibiëen vlot in en uit de vijver kunnen kruipen. Maak je vijver dieper dan 1,5 meter. Zo kan de poel nooit tot op de bodem bevriezen, maar zorg ook voor ondiepe hoekjes die snel opwarmen. Vul je vijver met onderwaterplanten die voor zuurstof en beschutting zorgen en een afzetplekje zijn voor eitjes. Hoe groter je vijver, hoe beter, maar vijvers groter dan 30m² vereisen wel een stedenbouwkundige vergunning.

Vergeet de oevers niet

Vergeet je oeverbegroeiing niet. Oeverplanten in het ondiepe water bieden dikkopjes en larvendekking tegen roofkevers en libellenlarven. En zorg ook voor dekking in de buurt van je vijver. Amfibiëen brengen heel wat tijd aan land door en kunnen snel uitdrogen. Met een losse composthoop, bladeren of losse stenen voelen ze zich de koning te rijk.
En gebruik geen pesticiden in je tuin. De sproeistoffen kunnen via regenwater in je vijver spoelen en dat kan dodelijk zijn.

Vijver in een doos

Zin in een vijver maar geen tijd om er zelf een aan te leggen? Koop de 'Pond in a Box' van onze partner Ecoworks. Het bedrijf komt de volledige vijver van 15 of 30m² in jouw tuin installeren of je kan een volledige doe-het-zelf-box kopen om mee aan de slag te gaan. Natuurpuntleden krijgen 5% korting!

De experts: Hyla

Op de website van de amfibieënwerkgroep Hyla lees je hoe je jouw vijver omtovert tot een paradijs voor amfibieën.

 

 

Plant wilde bloemen in je tuin

Tover je tuin om tot een kleurrijk paradijs waar jij en je hele familie maar ook vlinders, bijen
of zweefvliegen van kunnen genieten. Zelfs in de allerkleinste tuin zijn er 101 plekjes waar een
bloemetje kan bloeien. Zoek mee naar de soorten die bij jou en je tuin passen. Hoe?
 

Optie 1: het gazon

Een gazon moet in de eerste plaats functioneel zijn: ’s zomers kan je er gezellig barbecueën,
de kinderen kunnen er spelen of je kan er simpelweg genieten. Dat neemt niet weg dat een
gazon tegelijkertijd ook een natuurwaarde kan hebben. Hiervoor hoef je niets extra te doen,
integendeel: niet meer bemesten en minder maaien.

• Gebruik geen chemische onkruidverdelgers en/of meststoffen
Zonder meststoffen zal het gras trager groeien, waardoor je minder moet maaien. Bovendien
zullen er meer bloemen in komen, waardoor je op termijn nog minder moet maaien.    

• Laat mossen toe in het gazon
Paddenstoelen houden van mosrijke gazons. Een mostapijt ziet er altijd mooi groen uit en moet
zelden gemaaid worden. Bovendien is het lekker zacht als je er met blote voeten doorloopt.  

• Laat bloemen toe in je gazon
Madeliefjes, klavers en paardenbloemen krijg je snel, zij zijn goed bestand tegen gespeel en
geloop. Soorten als gewoon biggenkruid, muizenoortje en margriet wijzen op verschraling. Die
soorten geven aan dat je gazon zeer interessant is voor insecten en graslandpaddenstoelen.

• Te vaak maaien is niet goed
Bloemen krijgen zo geen kans om te bloeien en insecten hebben geen schuilplaats en geen
voedsel. Laat bij elke maaibeurt een deel van je gazon staan, bijvoorbeeld aan de rand waar je
niet zo veel loopt. Zo kunnen de bloemen die er in groeien in bloei komen, zoals witte klaver.

• Laat maaisel niet liggen, verwijder het zo goed mogelijk
Zo voorkom je extra aanrijking en zal je gazon verder verschralen. Dit betekent minder
maaiwerk in de toekomst en meer bloemen.
 

Optie 2: Bloembollen

Eenvoudig, goedkoop en makkelijk. Kies liefst verwilderingsbloembollen.
Dat zijn lente- of herfstboeiende soorten die je kan laten zitten tijdens de winter. Ze
komen elk jaar terug en vermeerderen zelfs. Zomerbloeiers als begonia’s en dahlia’s zijn niet
vorstbestendig.

Voorbeelden zijn

• Gazon:
krokus, boeren- of herfstkrokus, narcis.

• Humuslaag onder bladverliezende struiken/bomen:
 wilde hyacint, sneeuwklokje, meiklokje, bostulp, daslook, winterakoniet, oosterse sterhyacint

• Zonnige border:
blauwe druifjes, sierui, botanische (kleinbloemige) tulpen, zoals tulipa tarda, tulipa urumiensis.

De bloembollen plant je best in het najaar (sept-okt). Maak het plantgat voor kleinere
bloembollen zo’n 7cm diep. Grotere bloembollen plant je 2x zo diep als de hoogte van de
bloembol. Als je in het gazon plant zorg er dan voor dat dit niet op de meest belopen plaats is.
Maai de eerste keer je gazon wanneer de bladeren van je bolgewassen verwelken.
 

Optie 3: Bloemenweide zaaien met éénjarigen bloemen

Een bloemenakker is een verzameling van fleurige éénjarige bloemen. Die bloemen hebben
een kale bodem nodig om te kiemen. Ze groeien snel en bloeien nog hetzelfde jaar. Tijdens de
winter sterven ze af.

• Zaaien kan van half maart tot eind mei
• Verwijder eest alle begroeiing, spit de aarde om en haal ook hinderlijke wortels weg
(brandnetel, haagwinde, ridderzuring, kweekgras). Voeg geen compost of meststoffen toe.
Tip: om te zaaien meng je de bloemzaden best met droog wit zand. Dan heb je meer massa,
de zaadjes geraken ver genoeg van elkaar gespreid en je ziet bij het zaaien waar je geweest
bent.
• Volg de aanwijzingen op de verpakking. Zo schat je het aantal m² dat je kan inzaaien niet verkeerd in.
• Als de planten opkomen kan het nodig zijn om andere planten er tussenuit te trekken.
• Typische bloemen in een bloemenakker zijn : korenbloem, klaproos, kamille, gele
ganzenbloem, bolderik ...
• Er bestaan ook speciale mengsels voor bijen, kijk hiervoor op www.natuurpunt.be/winkel
• Voor een mooi resultaat zal je jaarlijks opnieuw de bodem moeten verstoren door te spitten of te harken en opnieuw inzaaien.
• Je kan ook op een heel kleine oppervlakte bloemen inzaaien. Verwijder daarvoor enkele tegels en zaai enkele éénjarigen, zoals zonnebloem, reukerwt, bernagie, goudsbloem, Oost-Indische kers...
 

Optie 4: Bloemenweide zaaien met meerderjarige bloemen

Hier staan meerjarige planten die elk jaar terugkomen en er komen ook grassen tussen. Je kan
dit best vergelijken met een bloemrijk hooiland, dat je 1 of 2 keer per jaar maait ( juni-juli/sept).
Laat  het maaisel enkele dagen drogen zodat de zaden kunnen rijpen en vallen.
Plantmethode en –periode zijn identiek aan de bloemenweide met éénjarige bloemen.

• Het eerste jaar zal de bloemenweide niet zo uitbundige bloeien
• In september maai je een eerste keer. De vaste planten hebben nu kleine rozetjes gevormd waaruit ze volgend jaar verder groeien.

Voorbeelden van meerderjarige bloemen:

• gewoon duizendblad
• barbarakruid
• echt knoopkruid
• groot streepzaad
• wilde peen
• slangekruid
• gewone reigersbek
• glad walstro
• stijf havikskruid
• schermhavikskruid
• Sint-Janskruid
• gewoon biggekruid
• zandblauwtje
• herfstleeuwetand
• wilde margriet
• gewone veldbies
• muskuskaasjeskruid
• smalle weegbree
• brunel
• scherpe boterbloem
• kleine ratelaar
• dagkoekoeksbloem
• gele morgenster
• hazepootje
• middelste teunisbloem

 


Optie 5: Bloemenborder

Heb je een plekje aan de rand van je tuin, waar enkel uren per dag de zon op schijnt? Dan is een bloemenborder zeker iets voor jou.

• Maak de grond onkruidvrij.
• Spit de grond om en verbeter die met compost.
• Zijn de planten erg droog, dompel ze dan eerst in een emmer water en laat de grond zich volzuigen.
• Zet dan eerst alle planten in hun pot op de juiste plek.
• Ben je tevreden over de plekken, graaf dan een plantgat en zet de plant net zo diep in de grond als ze in de pot stond.
• Geef de eerste tijd voldoende water.
• Je zal regelmatig tussen de planten moeten wieden tot ze de oppervlakte helemaal bedekken.
• Mogelijke planten op normale niet te droge tuingrond : kruipend zenegroen, wilde akelei, ruig klokje, perzikbladig klokje, rapunzelklokje, grote centaurie, vingerhoedskruid, koninginnekruid, gele dovenetel, gewone margriet,  puntwederik, kattenstaart, muskuskaasjeskruid, gevlekt longkruid, gewone smeerwortel, bosandoorn, kogeldistel, monnikskap.
• Heel droge en warme plaatsen zijn dan weer de ideale groeiplaats voor mediterrane kruiden en mooi bloemen. lavendel, wilde marjolein, tijm, salie ... combineren mooi met veldsalie, kattenkruid, ezelsoor, rode zonnehoed, rode spoorbloem, hemelsleutel, slangenkruid, reseda, kogellook, steentijm, zonneroosje.
 

Optie 6 :  Bloembakken

Natuurlijk zijn er ook nog bloembakken voor op kleine oppervlaktes en koertjes. Let wel: die moet je regelmatig water geven. Een alternatief is om planten te kiezen die van droogte houden (zie droogminnende planten bij bloemenborder). Vul hiervoor je bloembak met een mengsel van rivierzand en potgrond (50%). Af en toe water geven blijft noodzakelijk, maar hoeft niet zo frequent.

 

 

backtotop